Omdat ik het eens ben met pensioenleeftijdverhoging, hier kom ik nog op terug, daarom vind ik dat ik ook moet doorgaan met het schrijven van mijn column.
Zin of geen zin. Zin of onzin.
Roept mijn zoon: ‘Mam, je bent met pensioen, je moet niets, doe alleen maar waar je zin in hebt.’
Ja, ja, maar als ik ergens zin in heb (roken) en de kinderen zijn het er niet mee eens, dan is dat andere koek. Ik word om mijn oren geslagen met mijn gezondheid (haha), ik moet wat de kinderen bertreft minstens honderdtwintig worden. Zin of geen zin. De gezondheid van hun kinderen (ja hoor). Bij storm, regen en ontij, zit ik in een zwepende wind buiten. Niezend probeer ik gezond te blijven. ‘Het huis stinkt mamma.’ Waar, maar het is ons huis, afgelost en al.
Dus tot zover waar ik zin in heb.
Nu terugkomend op de leeftijd dat mensen met pensioen mogen. Zittende beroepen tot minstens zeventig. Als je zwaar lichamelijk werk doet, mag je eigenlijk best, lijkt mij, iets kalmer aan gaan doen en langzaam afbouwen. Als we nu eens al die zwartgewerkte uren erbij op zouden tellen, dan kunnen ze misschien een adviserende functie krijgen. Kijk, zo metsel je. Eerst de onderste steen. Kijk, zo moet je de draadjes verbinden, anders boem dood. Goed en rustig werk. Maar terugkomend op: het is niet goed of het deugt niet. Als ik nicotinekauwgum kauw, klagen de kinderen over dat walgelijke gekauw.
Boven klinkt een noodkreet. M. dus. Denk ik nog: ‘Welk vogeltje is nu door de eigen ouders opgevreten in Beleef de lente, onder het toeziend oog van een webcam? Nee, nee. Drama in de achtertuin. Het is het eerste jong van onze eigen merel. Een kraai. Een enge kraai is er met de eerstgeborene, jubelstemmige merel vandoor. Heeft M. nog zo haar best gedaan om al het poezengebroed weg te houden van dat stomme jonkie, hippend op de grond. Beest, je hebt vleugens, vlieg! Komt het gevaar uit de lucht. M. huilt. De merelouders zoeken wanhopig. En die stomme vogels hadden maar één jonkie. Hup, opnieuw broeden moeten ze. Niets pensioen. Volgende nest. Tweede leg.
M. klaagt de schepping aan. Iedereen moet gewoon leven en doodgaan en laat iedereen toch gras eten. We moeten koeien worden. En om de paardebloemen heen eten. Daarom staat onze tuin daarmee vol. Vrolijk geel, dat wel.
M. is niet met pensioen, ze heeft geen werk. Omdat de uitgeverijen het rustiger aandoen. De crisis, hè. Ze kan dus vaker naar de noodkreten luisteren van de merels en kijken wat er gebeurt.
Haar werkamer ligt aan de tuinkant. Mijn werkkamer kijkt over de straat en de gracht. Daar drijft altijd wel een groot of kleiner sijsje. Of een rondvaartboot. Maar ik probeer te werken. Stel dat ik echt zo eng oud moet worden, dan kan ik toch niet nu al een geranium worden.