Ik hoef niet meer met een lokvis op het dak te zitten. Ook niet net alsof. Dit heeft allemaal te maken met M’s hobby. Kijken naar ijsvogeltjes op het Natuurkanaal. Zij en een wisselend groepje andere vogelliefhebbers hebben onafgebroken zitten meekijken naar een ijsvogelnest via een webcam. Eerst nog in zwart-wit, maar het getwiet en gepiep was kleurrijk door het hele huis. Gezellig. Maar dan roept ze: ‘Kom eens kijken.’ En wat zie ik? Niet veel. Maar dat komt omdat ik een staaroperatie blijk nodig te hebben. Ja, zielig. Een grijze brij met hier en daar een veertje kan me nauwelijks opwinden. Maar M. is dus niet van haar computer weg te slaan. De eerste eitjes, het eerste babyvogeltje en dan het tellen van de visjes die het ouderpaar hun kinderen voert. Alles wordt minutieus geteld, opgeschreven en bijgehouden. Ondertussen is er ook een chatprogramma actief, in het digitale Clubhuis annex. Eerst dacht ik nog dat ik dit aan mijn moeder zaliger zou kunnen uitleggen, maar daar moet ik vanaf zien.
Af en toe klinkt er boven eenzijdig geschater. Dan heeft weer iemand een geestig commentaar geleverd. Het is maar goed dat het webcammetje geen kijkers-stemmen weergeeft. Het was al een commotie toen ze een webcam met kleur kregen. Alle kleine vogeltjes zaten met de snavel naar het kunstlicht en niet naar de opening van het nest. Vader en moeder ijsvogel dachten al dat dat broedsel erg fout was. Je kan ze namelijk niet in de rug voeren.
De baas van het beestenspul is ene Lambert. Hij bouwde het nest, hij plaatste de webcam en, toen bleek dat de kleinen honger hadden, kocht hij tweeduizend visjes. Gesponsord natuurlijk door zijn ijsvogelvolgers.
Dus de kleur in het nest verdween weer en het volgelingenkoor kon weer opgelucht ademhalen. De kleintjes werden weer gevoerd. Met Lamberts visjes. Daardoor zijn er nu 21 nieuwe ijsvogeltjes. Ze bestaan. De moeder van het spul hield er na twee en een half nest mee op. ‘Jan doe jij het maar’, zei ze. Ze ging in de rui en de vadervogel had de zware taak de laatste zeven jongen groot te voeren. Toen kwam het uitvliegen. Degene die op telwacht zat en het meemaakte dat een kleine uitvloog, je kon het juichen beneden horen, werd tot peetmoeder benoemd door het kijkerskoor. Ik als vrouw van, werd dus peetmoemoe.
Het laatst uitgekomen vogeltje heet Ukkie en de aansporingen, ‘kom, ga maar echt vliegen’, zijn legio.
Maar als dat is gebeurd kom het lege-nestsyndroom bij de kijkers. Wij krijgen eerst mijn zusje uit Israël met haar man hier vier dagen. En natuurlijk komen de kinderen met hun kinderen. Dat leidt af. In de herfstvakantie komen de kleinkinderen logeren. Dat kan M. ook helpen. Dan moeten we zelf voeder scoren en kleine bekjes vullen en die drukte zal haar wel laten afkicken, schat ik.
Of ik nog op het dak ga zitten, echt of net alsof, valt nog te bezien.