Janine zit op de fiets als ze me belt. ‘Ben je al wakker, mam?’ Het waait luidruchtig door de telefoon. Alle werkende moeders zijn Speedy Gonzales. Alles moet snel, veel tijd hebben ze niet. Ze is op weg naar haar werk en dus belt ze me op de fiets. Dan verliest ze geen ‘werktijd’.
‘Boaz heeft weer een mooie uitspraak en ik heb geen tijd om het op te schrijven.’
‘Wacht even’, zeg ik. ‘Ik moet een nieuwe pagina maken.’ Moderne grootmama’s zitten altijd aan de computer.
Janine weer: ‘Ik lees Boaz voor uit het oude testament.’
Mijn mond valt open. ‘Mijn god’, zeg ik.
‘Ja, die komt er heel veel in voor’, zegt Janine droog.
Mijn dochter leest haar zoon voor uit de kinderbijbel. Ik ben vooral benieuwd naar het bijgeleverd commentaar.
Janine: ‘Ik vertel hem dat het heel oude verhalen zijn. En dat er nog steeds mensen zijn die alles geloven wat er is opgeschreven.’
‘Hm, hm’, doe ik en probeer met één hand te tikken. Want als ik de telefoon op luidspreker zet, verstaat ze me niet meer en dan giert hier de wind de bocht uit.
Dus het verhaal komt op dicteersnelheid met heel veel tikfouten…
Janine: ‘We zijn nu bij Jozef die met zijn broers herenigd worden’.
Boaz vraagt: ‘Heeft God echt bestaan, mamma? Is God een man?’
Janine: ‘Nee.’
‘Een vrouw dan?’
‘Nee’, zegt Janine.
Boaz: ‘Is het dan een mensaap?’
De punchline moet ze herhalen omdat God de wind even extra heeft aangezet.
Boaz heeft naar het jeugdjournaal gekeken. Over de klimaattop voor . ‘Dat de Japanners 25 walvissen gevangen hebben. ‘Walvissen!’ Hij zegt het met ontzag. Kleine Japanners, groot beest.
Dus mijn dochter legt hem uit dat dat niet zo best is. Want als die walvissen opraken er geen nieuwe meer bijgemaakt worden. Dan zijn ze op.
De volgende ochtend komt Boaz bij Janine op bed. Hij heeft het begrepen, dat uitsterven. Hij vraagt: ‘Als de mensen zijn uitgestorven, komen de dinosaurussen dan weer terug?’
Opvoeden doen M. en ik de katten. Dat scheelt een hoop voorleestijd. En veel ingewikkeld uitleggen. En dat katten hardleers zijn is bekend.
‘Zaza, van tafel. Nu.’ Elke dag drie of zelfs vier keer. En over een wel of niet bestaande god hebben we het niet. Hooguit met Roefje, die weer eens druipnat binnenkomt. Hij wil, en wel meteen, afgedroogd worden. En of we nu zeggen ‘God straft hard en onmiddellijk, je zou binnen moeten blijven als het regent’, daar heeft hij geen boodschap aan. Dus we drogen hem na elke bui af. Katten hoeven niet in de bakfiets, Mimi en Zaza slapen gezellig en het waait nooit door de telefoon.