Stel je voor een wezen acht keer zo groot als jij zelf, het wringt een pil in je keel, houdt je stevig vast in je nekvel en dan nog iets, mega-smerigs stinkend spul op je huid. Dan zou je toch ook staartzwaaiend en humeurig grommend rondrennen? Maar wij mensen in onze alleswetendheid vinden dat het moet. Jawel. Een vlo gevonden. Op een van de drie nieuwelingen. Dus druppels tegen vlooien op de huid en pillen tegen wormen, want dat gaat samen, wormen en vlooien. Maar gelukkig zijn het lieve en die blijven niet boos. Half uurtje later willen ze alweer vriendjes zijn. De schatten.
Nu moeten de anderen ook nog. Maar het misschien wel moeilijkste komt nog. De kattebeesten worden nog apart gehouden. Heel gedoe met die deuren dicht en andere open. We verwachten, ja wat? Dat ze meteen als een kluwen vechtende haarballen door het huis razen? Of dat ze de oude familierelaties gaan aanhalen? Hee, jij bent mijn zus en jij mijn vader en daar is je oma. Nou ja, ik begrijp het allemaal niet zo goed maar zo liggen de verhoudingen, geloof ik.
M. doet een eerste poging met de kamerdeur op een kier. Kareltje kijkt, snuffelt en geeft een klein blaasje en draait zich dan om. Niet slecht. Zaza doet bijna neusje-neusje. Al heel goed. Maar dan moet Mimi nog. Die is al schichtig. Dat kan nog even later. Afwachten nog. En daarna, als iedereen gewend is mogen ze alle zes door het hele huis. En dan is het katteluik de volgende horde. Het zijn binnenbeesten, die drie van Marcelle.
Over binnenbeesten gesproken. De mensen die hier niet welkom zijn en terug moeten naar hun land van vreselijke herkomst, die op straat moeten wonen, daar krimpt mijn hart van. Moeten we er daar geen honderd van opvangen? Wij hier op de kaaien? Maar dan zie ik weer een eng filmpje met een jodenhaatzaaier en dan bedenk ik me weer. In een huishouding van twee vrouwen en zes ? Toch maar niet. Dan maar liever het schuldgevoel. Ik kan niet alles en M., de schat, heeft haar handen al vol aan mij. Schuld, schuld, dreunen de Morelen.
Ondertussen heb ik vanmorgen de deuren geopend. Zoek het maar even leuk uit Poezenvolk. Eigen bak eerst, zei iemand. Zaza vind het best, o hallo broer. Kareltje is niet gillend het luik uit geknald. Hij gromt zacht. Wat zullen we nu krijgen? Als er een dappere Dodo in de keuken afdaalt, kijkt hij humeurig toe. Als die weer de trap opgaat, neemt Kareltje zijn positie in. Ik zit altijd boven aan de trap, zie maar of je er langs komt. Maar de oude , de dikbehaarden van Marcelle, zijn voorzichtig. Ja, dank je de koekoek, als je haar maar goed zit. Ze hadden vandaag in mijn werkkamer al met elkaar gevochten aan de plukken zwerfhaar te zien.
Al die bendes woedende jonge mannen zouden eens bij de op les moeten gaan in plaats van schietend en hatend de wereld onklaar te maken. Durf je wel met je stomme schietgeweer. Konden we die maar druppeltjes in de nek geven. En nu stilzitten. Ademen mag, maar nagels in jongens. Beetje blazen? Ok.