Een heel magere Noa na onze tien dagen weg. Weggekwijnd? Er moet veel getutterd en opgekweekt worden. Zij is haar dominante positie verloren. Sinds Kareltje en de groeiende Roefje zijn de poezenposities in huis drastisch veranderd. Kareltje zit nog net niet op schoot maar is een heupklever geworden. Zo dichtbij als hij kan op de bank. Zijn schorre piepjes klinken nu ook als een van de andere poezen aandacht krijgt. Kennelijk is Noa daardoor van slag. “Heel gevoelig”, zegt M. “Dat heb je met raskatten.”
Wie dit afgelopen weekend ook heel gevoelig was is onze Abeltje met zijn waterpokken. Eigenlijk ook een heupklever met zijn koortsige behoefte om gedragen te worden. Arme schat, overal die kwiebelpokjes zoals Boaz ze noemde. Maar bij Boaz is het al voorbij. Arme Abel. Op zijn hoofdje onder zijn krullende haartjes. In zijn oortje, op zijn buik en ruggetje, liezen, een onder zijn voetje, en dan lekker veel koorts zodat de blaartjes mooi kunnen broeien. Ik neem de twee dagen nachtdienst als generale repetitie voor onze gezamenlijke vakantie in Frankrijk deze zomer. Zodat de Janielsjes ook eens kunnen doorslapen.
De Joortjes hebben het waterpokkenrisico met Maxje maar niet genomen, die komen dus pas over veertien dagen. Omdat M. en ik al aan Boaz verteld hebben dat we van de zomer met z’n allen naar Frankrijk zullen gaan, was hij bij aankomst in Bussum woedend. “Neehee, ik wil naar Frankrijk!”
Wij moeten wennen dat we het tijdsbesef van zo’n peuter niet moeten overschatten. Boaz lijkt al zo groot met zijn prachtige taalgebruik, maar het is natuurlijk nog maar een driejarige. Hoewel? Zelf zegt hij: “Ik ben vier”, en kijkt me dan triomfantelijk aan.
Als pappa Niels even genoeg heeft van zijn gezeur en hem vertelt dat hij dan maar in zijn pyjamaatje en op blote voeten naar buiten moet, antwoordt Boaz: “Achgot.” Waarop ik als raspedagoge zo’n lachbui krijg dat ik naar de wc ren om het niet in mijn broek te doen. Boaz wil mee. “Ik zie niets”, zegt hij verontwaardigd als ik ga zitten. “Wat doe je?”
“Een plasje”, antwoord ik. Als hij met dat kleine kontje op de wc zit kan hij met een rond ruggetje tussen zijn kleine benen doorkijken en zien waar dat plasje uitkomt. Maar ja, oma is geen lichtgewicht. Zeker niet na tien dagen veel te veel Franse kaas.
Omdat we Pesach zouden vieren moet ik gremseliesj bakken. Amandelen veel, geraspte appel weinig, gember een beetje, heel fijn gehakt, citroenschil, eieren, veel eieren, suiker niet te veel, en natte matses, een snuifje zout en bakken maar. Ik maak het beslag, want ik hou me niet aan het recept bèjjemal, dus meer vulling en minder matses. Janine bakt. We hebben er veel en ze zijn al bijna op voor het eten.
M. en ik moeten echt weer op een mager regime want anders moeten we al onze kleding vervangen en dat kan niet, laten we wel wezen. Noa geeft het goede voorbeeld. We slepen alle mogelijke heerlijke hapjes voor haar aan. Nuffig wil ze wel, maar te weinig. Van mijn vinger likken doet ze wel, ook maar een paar hapjes. Naar de dierenarts. Vooralsnog niets te vinden. Alle soorten krachtvoer wordt aangesleept. O hemel, als er maar niets ernstigs is. Bij de kindjes weet je dat die vreselijk kwiebelwaterpokken na een nachtelijke rampweek weer voorbij zullen zijn. Als het na het weekend niet beter gaat zullen we weer naar de dierenarts moeten.