Ik droom er van. Geld. Vreselijke schulden heb ik in mijn dromen. Ik moet naar mijn ouders om het uit te leggen. Dat ik zoveel geleend heb en dat ik niet terug naar huis kan…
Fantoom. Zou ik ’s nachts de krant herschrijven? Ik maak nooit schulden, ik voel me wel heel vaak schuldig. Alsof ik de banken kan vertellen dat ze niet moeten speculeren en de bonussen moeten afschaffen.
Net als de schietpartijen waar ik ook niets aan kan veranderen. Hou toch op met die wapenhandel. Hou op met dat gruwelijke geweld. Ik kijk naar wat kinderen op tv zien. Geweld, lawaai. Ook in de cartoons. Geweld, achtervolgingen en lawaai.
Ik zie kinderen die veel te veel hebben. En kinderen die niet naar school kunnen en op een vuilnisbelt werken. En ik heb het niet, dat om al die mensen te eten te geven, geen om die kinderen naar school te laten gaan. Schuld.
Het ligt niet alleen maar aan de ouderdom dat ik deze wereld zo akelig vind.
Een verbroederend sportevenement zoals de Olympische Spelen wordt gesponsord door vetmakend eten, Mac Donalds, door een goede vriend van ons koningshuis, de biermagnaat Heineken, en de wapenindustrie schat ik als ik naar de belegering van Londen kijk. Vet, drank en kogels. Eigenaardig.
En de gigantische kosten van dat hardlopen, hoogspringen, tonnetje rollen en wat ze daar verder ook mogen doen, daar moeten we allemaal heel onsportief krom voor liggen.
M. heeft nog steeds geen boek om te vertalen. Want als we bezuinigen doen we dat op cultuur en wetenschap. Ook mijn schuld. Als het mijn schuld niet is, van wie dan?
Idealen en principes, we hadden ze ooit. Nu zijn ze geen cent waard. Toen ook niet trouwens, maar we genoten van ons grote gelijk en we streefden naar een beter leven voor Jan en alleman. En cultuur was toen iets begerenswaardigs. Nu wordt dat uitgeleefd met zingprogramma’s van allerlei kleine en grote kinderen. Of een ordinair: Wie wil met plebeër wie uit. Pret voor het gepeupel. Platte pret. Ja, ik ben erg elitair. Moet je ook eens proberen, dat heeft wel wat.
Er was een tijd dat ik alle prijzen vergeleek met de prijs van een brood. Als een niet al te nodig artikel twintig broden zou kosten, zag ik er maar van af. Daar konden we weken van leven. Of mijn moeders stem die alles vertaalde in ijsjes. En dan zag je het voor je, veertig ijsjes, jemig wat veel. Dat aten we in een jaar nog niet.
Voor kun je gezond eten kopen. Of uit eten, waar ze zoveel spullen op je bord storten, dat je niet meer proeft wat het allemaal is. Kaas op vlees waarop een champignon waarop slierten van iets duurs en/of onbestemds. Zelfs op de traditionele bruine boterham met kaas moet allerlei gras met ei en daar de vriendjes weer van.
En het kost . Veel . Meer dan vier halfjes volkoren. Fantoom. En ik droom er van.