Zestien jaar was ik en ik vond bepaald dat ik al een dame was. Het toenmalige vriendje nam mij mee naar zijn ouders. Mijn familie keek er van op. Lieve jongen die Harm, maar voor hen was het wel duidelijk dat hij homo was. Ik lag met hem op bed en we tekenden trouwjurken.
Ik meen me te herinneren dat ik bij zijn moeder op de bank zat en theedronk met mijn pinkje omhoog. Waar we het over hadden? Geen idee. En toen kwam de vader thuis. En van het nette meisje bleef niets over. De man werkte bij de douane en hij kwam met zijn pet op binnen. Ik kreeg een hevige huilbui met schokken en trillen en kon alleen nog maar uitbrengen ‘Die pet, die pet’. Pas toen hij zijn pet had afgezet kon ik rustiger worden. Maar uitleggen kon ik het niet.
Mamma liet me die pet beschrijven. “Hoog’, zei ik, ‘grijsgroen en een grote klep.’
Mamma vertelde dat ze met mij, in de oorlog, in een reiswieg in de trein zat. tegenover een dikke Duitse soldaat die zo’n pet op had… Ze deed zich voor als een ongehuwde dame met kind. Waardoor hij aannam dat ik een kind van een Duitser was. Hij boog zich vertederd over mijn wiegje. Mam zei: ‘Als die mof niet zo’n dikke nek had gehad zou ik hem gewurgd hebben.’
Ik ben niet de enige met een oorlogsherinnering uit de babytijd. Mijn vriendin Rozette kon geen ouderwetse kinderwagen horen piepen zonder geheel overstuur te raken. Haar ouders brachten haar in zo’n babywagen naar haar onderduikouders. Ingeëtste herinneringen uit een nonverbale periode.
Zoals een vriendin van mij zei, was mijn moeder een kanjer. Stevige verpleegstershanden had ze. En met haar ogen kon ze de hele mensheid regeren. Ze boezemde ontzag in. Streng werd gelukkig getemperd door haar gevoel voor humor. Ze vertelde me ooit troostend, notabene, dat de Duitsers mij nooit te pakken zouden hebben gekregen, dan zou zij zelf wel mijn nekje breken. Daarna begreep ik iets beter waarom ik bang voor haar was. Ook heeft ze me opgebiecht dat als het aan haar gelegen had ze mij had willen inruilen voor mijn vader. Dat was toen ze me uitlegde dat zij ‘een Badelochvrouw’ was (waar werd oprechter trouw dan tussen man en vrouw…) en niet zoals ik lesbisch.
Maar ze voerde mijn vurige strijd dat wij homo’s het niet konden helpen, want het lag aan onze hormonen. Waarvan acte.
Uit mams brieven lees ik de geestigheid niet die ze absoluut had. De vrouw van de one-liners.
Kom ik thuis bij een vriendinnetje vandaan en zeg ik: ‘Mamma, die mensen zijn zo rijk die hebben wel vier wc’s.’ Zegt mam: ‘Dat is goed voor zoveel kak.’
Een andere was: ‘Doe wat je wilt de mensen kletsen toch.’
En tot slot: ‘Kind, wij worden nooit dames’. Ook daarin had ze gelijk.