Een dagje Dordrecht. Lekker uit, gaan we. Pas als we de hoek omrijden, bedenkt M. dat ze de accu van het kleine scootje nog op straat heeft laten staan. Dus omdraaien en terug. Maar we zijn vrolijk en wat maakt het uit. Iemand, een buurman waarschijnlijk, heeft ‘m op onze stoep gezet. ‘Dank’, roepen we tegen de lege straat. Kom op, we gaan op weg. Nou ja bijna, want sinds de brug is afgesloten moeten we anders dan vroeger. Ach, een ommetje. ‘Zullen we meteen maar even koffie?’ vraag ik. Maar nee, nu even doorrijden.
Geboortestad Dordt, we komen eraan. Het Van Gijn-museum gaan we bekijken. Bij de invalideparkeerplaats hangt een bordje met: Eerst betalen. Nou zeg, wat een krentenkakkers. En de invalidenkorting is ook al zuinig. Maar het museum heeft iets slims verzonnen. Koop een kaartje dat ook voor het andere grote museum geldt en u bent iets goedkoper uit. Dub dub dub. Laten we dat maar doen besluiten we, we zijn van plan, nou ja, dat waren we, om cultureel beschaafd, ook het andere museum nog ‘even‘ te doen. Maar we willen zoveel. Naar de Vlietweg, naar de Voorstraat, naar Nelletje, naar Sabien. Eerst naar Nelletje die in mijn jeugd mijn steun en toeverlaat was. En met wie je zo heerlijk kan lachen. Vandaag werkt ze in het Trefpunt van haar flatgebouw. Koffie, thee en drankjes schenken. Een gezellig modern café. Als ik roep dat wij onze drankjes ook wel betalen schieten haar ogen vuur. Jullie zijn mijn gast en daarmee basta. Ik geef haar mijn laatste bundel en ze slaat hem open bij het gedicht van Hansje mijn zusje. Ze zegt: ‘Ik heb pas nog aan haar gedacht.’ Ze is maar zes jaar ouder dan ik, maar toen ze kwam was ik nog een klein meisje. We hadden nog een belletje in onze woonkamer. En dat ding deed het alleen voor mij. Dan kwam ze binnen en vroeg met pretogen: ‘Heeft mevrouw gebeld?’ Dan lagen we dubbel van het lachen.
Dus op naar de straat waar ik vroeger woonde. De Vlietweg. Aan de overkant van de straat veel bomen om de spoorweg onzichtbaar te maken. Niet onhoorbaar. Wij keken vroeger naar de treinen. Nu is het een groene maar luide rangeerplek geworden.
*Ik kom even op een oud spoor terecht. Mijn vader heeft hier met mijn moeder gewoond. Dit huis staat op de trouwfoto’s met de koetsjes waarin ze naar het stadhuis gingen. De heren met hoge hoeden. Mamma met de kanten sjaal over haar hoofd. Dit is het huis waar mamma en ik naartoe gingen na de oorlog, na de onderduik. Mamma ging terug maar ik moest van het vertrouwde Ilpendam, met het zompige gras – de aarde drijft op het water – en de slootjes naar een stad van steen. Het huis waar mijn vader niet naar terug kon keren omdat hij doodgeschoten was. Naast het huis van tante Elsje. Zij die ervoor zorgde dat mamma met mij onderdook. Boven bij tante Elsje zaten mijn grootouders en mijn tante ondergedoken op zolder. Ook niet teruggekomen, heette dat. Er was ook nog een klein joods jongetje wiens ouders het kamp overleefden maar hun ondergedoken kind was weggehaald. Door verraad. Dordrecht Judenfrei 1943.
De doden zijn uit een ver verleden. Maar nu, in 2012 zijn we hier vrolijk in Dordrecht.
M. durft aan te bellen.
Een bijzondere lieve ontmoeting en de volgende dag krijg ik een email.
Ik vond het geweldig om samen met u door mijn huis te lopen. Ik hoop dat u er ook van hebt genoten, net als ik. Een paar weken geleden vond ik foto’s van de Vlietweg na de dijkdoorbraak in 1953. Er lag toen een centimeter of 50 zand in de voortuin en op straat. Hebt u dit ook mee gemaakt?
Nou en of ik er bij was. De watersnood. Ik klom uit het erkerraam bij de buren naar binnen en door hun erkerraam om de dames Van Kessel wakker te maken die overal doorheen sliepen. De spoorbielzen dreven al door de tuinen.
We lopen samen door haar huis. Was het altijd zo klein? Ben ik een reus geworden? Wat heeft de trap een kleine treden en wat is die trap steil. De achtertuin was vele stappen lopen. De achterburen woonden toch ver van ons?
Toen was de badkamer heel groot, dacht ik. En mamma’s kamer met het groene openhaardje en het balkon, hoe kon dat zo krimpen? Mijn kamer nog steeds met dat koude licht. En mijn zusje moest kennelijk in een lucifersdoosje slapen. De huidige bewoners hebben er een passend slim bed ingezet.
Nu heb ik twee herinneringen aan dezelfde plek. Eén waar het huis groot is en ik klein. En één waar het huis klein is en ik een lompe reuzin. Dag lieve bewoners, we komen nog eens terug, maar dan op de koffie.
Dan gaan we de auto in de binnenstad parkeren. In een parkeergarage. Ik op het kleine scootje op de keien. Dordrecht is net als Middelburg een stad die niet echt geschikt is voor harde kleine wieltjes. Ik beschouw het ding maar als een massageapparaat. Niet lopen en toch slank worden.
De hoge brug over bij de Nieuwe haven…Hiiiiiiiiiiiiiii. Leuk net als vroeger op de fiets met een vaart naar boven en dan weer eraf. Nog net zo spannend.
We willen aan het water eten op de plaats waar de drie rivieren om het Eiland Dordt samen komen. Brede rivieren met grote schepen. Druk bevaren en dat onvergetelijke uitzicht. Het is nog altijd groot. Zo heet het ook. Het Groot Hoofd. Ooit was er een hele strenge winter en mijn grootouders reden over die rivier met hun auto. Verhalen uit de overlevering.
Sabien bellen. Jammer, maar nee. Volgende keer als we van te voren afspreken, lukt het wel elkaar te ontmoeten, lief twittervriendinnetje.
We gaan lekker vis eten op het terras. Nou ja, lekker. De vis bloedt nog. De kop zit er nog aan en is niet schoongemaakt. M. gruwt zo dat ze na één visje dan toch maar liever iets anders wil. Ik wil wel weer vis maar dan schoongemaakt. Het duurt even. Alle patatjes hebben we op als het verbeterde eten met alles erop en eraan weer geserveerd wordt. Laat, maar wel lekker.
M. gaat de auto halen dan hoef ik niet met volle maag op m’n trilmachine. Dag Dordt. Het was leuk. Maar we zullen nog een keer gaan en niet zo haastig alles tegelijk willen doen.