Als we na drie dagen bij onze twee prachtige jongetjes geweest zijn en nog helemaal zoet en zacht zijn van de kindjes, komen we thuis en lezen de post en schrikken we ons een hoedje. Zes hoedjes wat mij betreft. M. gaat aan de telefoon alles weer rechtzetten. Met een brede lach komt ze de trap af en zegt: “Geregeld.” Pfft. Ondertussen zit ik nog te bibberen van de schrik. Een juffershondje. Dat ben ik.
Dacht ik bij thuiskomst een mooi Abeltje- en Boazverhaaltje te schrijven door de roze omabril over twee kleinzonen, raak ik helemaal van mijn apropos.
We gingen al raar weg. Op de uitvalsweg ontdekken dat we de tomtom thuisgelaten hebben. Dus terug. Over de brug al, bij het lelijke gemeentehuis van Middelburg, roept M. dat ze een trompetnarcis ziet. Hè, gemist, denk ik humeurig, maar er komt nog een veldje dus ook ik heb gezien dat het voorjaar wordt. En dat in de mist! En door die mist duurt de reis voor ons gevoel veel meer uren dan anders. Ook omdat we een afslag missen en stil moeten gaan staan om de gehaalde tomtom toch aan te zetten.
Al met al komen we dus laat aan. Boaz is bij de opper-oma. Het vrolijke mannetje wordt net voor het eten op ons verzoek weer thuis bezorgd. Helemaal door het dolle heen met zoveel oma’s en nog een opa. Zoveel visite. . Hij stuitert blij door de kamer. Alle grote mensen tetteren en tateren, de baby op een van ons warm op de borst. Als dat vanavond maar goed gaat.
Maar zoals Janine ons heeft uitgelegd: Ik zeg nee want ik ben twee. Boaz is nog net geen twee, maar nee zeggen, nou of hij het zelf heeft uitgevonden. Zo, nee zeggend, legt onze dochter het uit, gaat de ontwikkeling van het ik-bewustzijn. Ik besta en ik zeg nee. Heftig. Als hij over zijn toeren is, schreeuwt hij het. Nee, nee, nee. Soms als hij na een akelige droom wakker wordt. Nee, nee neehee. Mijn en dijn. Van mij roept Boaz, of van jou, maar hij weet nog niet wat het betekent. Hij zegt alles na wat wij zeggen en hoe kan het dan als oma zegt, van mij, en hij het herhaalt dat, dat er dan iets niet klopt? Wat een wereld. Ik zou ook nee zeggen. Heb ik waarschijnlijk ook gedaan.
Eten? Na een paar hapjes vind hij het openen van zijn anders zoete mondje welletjes. Hij zegt nee en nee. Hij smijt met alles wat hij in zijn handjes heeft. Eten? Hup weg er mee. Boekje? Hup op de grond. Blokjes? De kamer in. Niet gooien, zeggen de pappa en mamma. Gooien, zegt Boaz? Nee! Maar hij doet het toch. Dan gaan de grote mensen trucjes verzinnen. Afleiden. En nee zeggen, nee, Boaz màg niet meer eten. Kijk en dat pikt hij niet, nu wil hij wel. Tot hij daar ook weer genoeg van heeft. Nee. Dan wordt de laatste truc uitgespeeld Yoghurt? Ja, want daar is hij dol op. Dus het mannetje gaat niet met een koppige lege maag slapen.
Zijn babybroertje wil niets anders dan eten. Die is in vijftien dagen een pond gegroeid. Die zit in de bovenste curve van de groeilijn. Janine laat me meekijken met het verluieren. “Zie je die vette beentjes, drie plooien dik.” Abel lacht voorzichtig naar me. Het eerste tere lachje van mijn tweede kleinzoon. De dag daarvoor heeft hij zijn moeder aan het huilen van vreugde gekregen met zijn allereerste lach. Zo’n klein mensje, zo’n klein lachje, zo bewust, echt niet alleen een spierbeweging. Oog in oog met zo’n nieuw wezentje. Abel is Abel. Absoluut een ander mensje dan Boaz die zo klein als Abel nu is, al stond te trappelen op schoot met zijn sterke beentjes. Die met zijn vuistjes door de lucht maaide. Dit mannetje lijkt vooralsnog rustig. Behalve ‘s nachts. Met een beetje geluk om de drie uur wakker. Eten. Honger. Hij lijkt mij wel. Moedermelk, van een moeder die lief blijft na zoveel nachten dat ze zo weinig slaap krijgt. O ja, zo was het en zo is het nog altijd. Eb en vloed. Net als het leven zelf, kortom spanning en sensatie.