Bedotterij, zegt het Engels-Nederlands woordenboek als ik hoax opzoek. Ik heb me kennelijk daaraan schuldig gemaakt. Maar, edelachtbare, ik wist niet beter dan dat het waar was. Eerlijk ik heb het niet expres gedaan. Ik heb (in commissie) een waarschuwing doen uitgaan voor een vernietigend virus. Het ene antwoordmailtje spreekt me bars toe, het andere meldt me vriendelijk dat ik op deze en gene website moet kijken of het wel waar is wat ik (alweer in commissie) te waarschuwen heb. Ja, leuk. Ik en zoeken op het internet. Daar krijg ik flapperogen van. Rechts in beeld draait iets. Boven in wapperen vlaggen. Wordt er geschaatst? En waarom dan? En ergens anders wordt iets verkocht, verhuurd of anderszins. Het is net zoiets als de helpfunctie. Daar begrijp ik de eerste regel al niet van. Vindt het flapje met het zoemtuitje en vergrendel het amperlinkje. Ja meneer, denk ik dan, nu lust ik wel koffie. Op mijn computer is ook iets niet aangelinkt of ingemoddeld of erger nog en daarom willen sommige linken (wat zijn dat eigenlijk) niet geactiveerd worden. Nou dan niet. Maar zo’n computermeneer bellen (welke dan ook) kost heel veel. Wachtminuten om mee te beginnen en dure centjes per minuut. Vroeger had ik een verwarmingsketel in mijn eerste eigen huis en die maakte bij gebruik draaiende geluidjes. Ik was ervan overtuigd dat dat ding riep: weer een kwartje, weer een kwartje, en daar werd ik zo zenuwachtig van dat ik de verwarming maar weer laag draaide. Net zoiets is bellen en dan niet weten tot welke uitzinnige hoogte de rekening kan oplopen en dat dan nog wel met een meneer die ik al helemaal niet begrijp. Stel je voor ik ga failliet en ik moet dan omgevallen, net als de banken, buiten lopen met een karretje van de buurtsuper en al m’n spulletjes erin en zwerven. Want, meneer de rechter, ik ben een aow-er en heb geen betaald werk en de prenten op mijn tentoonstelling hangen er stil en sneu bij, want niemand wil ze. Is dit misschien een minidepressie? Of heb ik net als de computer een dreigend doch niet bestaand virus?
Het komt allemaal door die Palestijnen. Het is niet waar dat de Joden, Liesbeth en mijn computer het allemaal gedaan hebben. Het is de terreur, meneer de rechter, daar word ik gek van. Wie gaat er nou toch weken zitten knutselen om een virus te breien? Wie gaat er nou steeds maar stomme raketten afvuren en gaat zitten hopen dat de Joden dan zelf de zee in lopen? Wat zijn dat voor medemensen? Tunnels graven, dat kunnen ze, maar schuilkelders daar hebben ze geen zin in. Rare mensen die Romeinen, eh Palestijnen.
En dan ook nog vorst, hoe vreselijk is de ijspret als ik me hoestend voortbeweeg. En dan de dooi. Ook al misère. Regenwolken en sombere dagen en dan standjes bij de mailpost. Heb ik al sorry gezegd? Sorry.
Kom kom, denk ik nu, ga fluks iets opruimen. Eén laatje per dag minimaal en flink doorzetten en veel weggooien. O, help. Stapels adreskaartjes, van wie? Maar dat zijn mensen, die kan ik toch niet weggooien? Of kindertekeningen, wie was dat kind? Of schroefjes van iets. Mag dat zomaar weggegooid? Dan zal je zien dat ik vlak daarna het snifsnafje vind dat dringend behoefte heeft aan dat verstofte schroefje. Dus dan maar niet meteen wegsmijten, maar waar laat ik het. Ha, als ik het nu in een ander laatje doe, het laatste laatje. Daar kunnen al die weesdingen dan samen wachten op de nuttigheidshemel. Ja, ja! Wie bedot wie eigenlijk?