ELFJES EN ANDEREN
Er was eens
Er liep een mopperend elfje door het bos. Wat zag ze er uit. Gewone elfjes hebben wit zijden jurkjes maar deze droeg eenverfrommeld katoentje. Haar vleugels waren ook al niet fraai en hingen treurig op haar rug. En haar voeten, grote voeten helemaal iet elfwaardig. Elfjes horen snoezige kleine voetjes te hebben. En haar toverstok? Een takje waar ze niets mee kon. Nou ja, een beetje zwiepen, dat dan weer wel.
Morgen verder?
2-1-2017
Dawara, zo heette het mopperelfje, zei tegen zichzelf: je ben een lamlendige mislukte elf. En ze begon hard te huilen. Zo hard, dat de bomen hun takken zacht optilden.
Opeens klonk er een stem als een zilveren belletje. Dawara liefje stil maar, ik ben gekomen om je te helpen. Een waarlijk gelukt elfje zweefde stationair boven haar boze hoofd.
3-1-2017
En als je nu denkt dat Dawara ophield met huilen nu er zo’n lief elfje kwam om te helpen heb je het helemaal mis. Dawara ging nu helemaal te keer. Niemand kan me helpen niemand en ze stamvoette met haar grote voeten. De bomen lieten hun takken zakken en gooiden wat strooihout en dood blad naar haar.
Maar het elfje begon te lachen. Ja, lach jij maar, zei Dawara jij ben een gelukt elfje. Ik lach toch, zei het elfje. Jij bent geen elfje, jij ben een twaalfje. En die zijn allemaal net zoals jij. Mooi stoer.
4-1-2017
Dawara’s mond viel open. ze hikte nog wat na, het huilen was afgelopen. Een twaalfje?, vroeg ze.
Ja, zei het elfje, en bij de weg, ik heet Tipa. Dat betekent druppel. Ik ben geboren uit een magnolia net als alle elfjes. Jij komt toch uit de grote kastanje?
Dawara knikte. Mijn naam betekent ding één. Maar ik was de enige. Nee nee, zei Tipa, jij was de laatste de andere twaalfjes waren al op weg. Waarheen dan, vroeg Dawara?
5-1-2017
Dawara vroeg ook aan Tipa, waarom ben jij zo wit? Twee vragen zei Tipa. Dat vind ik moeilijk. Ik ben niet zo snugger. Ik ben voor het mooi gemaakt.
Wat wil je nu eigenlijk? Dawara zei nog een keer, waar zijn de ander twaalfjes?
Dat weet ik niet zei het elfje. Uh, die zijn slimme dingen aan het doen of zo.
Daar heb ik wat aan dacht Dawara. En waarom ben jij zo wit, weet je dat wel?
Elfjes , zei Tipa heb je in alle kleuren van bloemen en ik ben snoezig wit vind je niet?
10-1-2017
Snoezig wit, zei Dawara, ben ik dan snoezig bruin? En hoe zit dat zijn er ook dertientjes? Nee, o nee, zei Tipa en ze vervolgde fluisterend, wel veertientjes en vijftientjes. Maar, zei ze op luidere toon, die zijn zo helemaal knap daar mogen we niet over spreken.
We, wie is we, zei Dawara. Wat is dit nu voor onzin. Ik ga ze wel zoeken.
Laat me je dan eerst laarsje geven en die flappen op je rug daar maak ik een rugzak van, zei Tipa flink.
11-1-2017
Tipa was weggevlogen en Dawara zat met laarsjes aan en haar getoverde rugzak klaar om te vertrekken. Maar waarheen?
Ze was nog stees aan het mopperen. Laarsjes, zei ze, nu voel ik de bosgrond niet onder mijn voeten. En ik weet niet waar ik heen moet. Zouden er echt andere twaalfjes zijn? Wat kan ik nou eigenlijk? Mopperen en wat nog meer?
Ze begon te lopen. Dat kan ik, dacht ze lopen en dauw drinken. Zou de wereld wijd zijn?
12-1-2017
Voor Dawara kon ontdekken hoe wijd de wereld was, hoorde ze een klagelijk gepiep. Voorzichtig liep ze verder. Daar op de grond onder een dikke boom vond ze een klein roze vogeltje. Het jammerde. Och arme, ik pechvogel, ik ben waardeloos, een echt dertientje. Ach en wee , ze snikte en riep, is er dan niemand die me kan helpen?
Dawara zei, ja hoor ikke. Ik ga je helpen. Ze voelde zich op slag beter. Wat is er dan met je aan de hand lief roze vogeltje?
13-1-2017
Mijn vleugeltjes zijn te klein, jammerde het roze vogeltje. Ik kan niet vliegen. En mijn pootjes zijn krom. En hoe moet dat nou met mij?
Heb je een naam, vroeg Dawara. Ja snik, ik heet Rosee. Ik ben een dertientje. Dawara verslikte zich bijna. Ze zei maar niet dat het pech vogeltje eigenlijk volgends het elfje, niet kon bestaan. Want daar zat ze. En wat was ze schattig. Stil maar lieffie, zei ze, je gaat gewoon met mij mee. Plaats genoeg in mijn rugzak.
14-1-2017
In je rugzak, vroeg Roseetje. stik ik dan niet? Nee, zei Dawara, dit is een getoverde rugzak, je kan er in en er uit en er is lucht genoeg. Ik ga je dragen en dan gaan we samen kijken of de wereld wijd is. En dan ben ik niet meer zo alleen. Dus je zou me een groot plezier doen. En als je niet in de rugzak wilt mag je op mijn schouder zitten.
O, ja zei Rosee het dertientje , ik wilde altijd al gedragen worden. Is dat niet gevaarlijk? Nee schat, wij gaan samen lol maken, Dawara pakte haar op en daar gingen ze. Samen.
15-1-2017
Het roze vogeltje ging zachtjes zingen. Dawara piekerde niet meer. Ze had een taak in het leven gevonden en ze was niet meer alleen. Wij gaan de twaalfjes vinden en de veertientjes enne misschien vinden wel meer dertientjes, je weet maar nooit. Het vogeltje ging mooier en mooier zingen. Zo liep Dawara door het grote bos en de zon ging langzaam onder.
We hebben het leuk he samen, zei Dawara, maar nu een slaapplekje zoeken. Hier zei Rosee. Hier Dawara. het was een beschut plekje met veel mos.
Dawara kroop naast het vogeltje in de rugzak. Want dat kon.