Min of meer II
Pas stond er weer een hartverscheurend fotootje op Facebook. Van een zeer knuffelbaar klein kindje zonder ouders. Zo’n vluchtelingenengeltje. Wie wil haar adopteren? Zucht.
En massa’s goede-doelenacties willen dat wij wereldwijd kinderen redden van de dood. Maar als die kinderen dan gered zijn in een heet en stoffig land en er geen eten is en geen werk? Willen we die vele mensen dan hier hebben?
Natuurlijk wil ik ze niet door de gehaktmolen draaien, dat is te gruwelijk voor woorden, maar waarom worden er zoveel kindjes geboren? Zelfs als mensen vluchten worden er nog baby’s geboren in vluchtelingenkampen die al overvol zijn.
Mijn ouders hebben mij ook gepland, midden in de oorlog. Fout plan mijns inziens. Dat worden geen grote, sterke kinderen. Daar is altijd wat mee. Waarom moeten we altijd nog meer kinderen maken als er al zoveel zijn? Een beetje minder zou beter zijn, denk ik.
Laten we het nu eens anders aanpakken. Voor één kind kinderbijslag, daarna basta, ophouden met die foksubsidies. Gratis scholing en opvang voor het eerste kind en vooruit, voor de tweede de helft. Maar dan is het echt op. Na het tweede kind een beloning op sterilisatie. Meneer en mevrouw. Ook voor hem geen tweede en derde leg.
Zeker ook voor nieuwe emigrantengezinnen. Als ze zoveel lieve kindjes willen werken ze er maar zelf voor.
Trouwens, de regelingen dat mensen niet mogen werken als ze nog in de wachttijd zitten is belachelijk. De tekorten in de zorg zijn ontzettend. En schoonmaken kan iedereen. En vuil oprapen. En boetes uitdelen aan mensen die dingen op de grond gooien, dat kan ook iedereen. Je wilt zo graag weg uit een oorlogsgebied, nou kom vooral hier, maar je moet wel wat doen. En je niet zitten te verbijten en vervelen terwijl je wacht op onze mooie bureaucratie. Zelf wassen, koken en schoonhouden, voor jezelf en voor anderen, lijkt me een fatsoenlijk plan.
Daar moeten we meer van hebben, goede plannen. Streng doch rechtvaardig.