Konazen en Hazijnen
De Konaas had hulp gekregen van Moeder Aarde. Vrouwtjes om mee voort te planten opdat er genoeg kauwers zouden zijn om de dromen te malen die de Engelen in de bron van de bloedrivier moesten roeren.
De Konaas werd verliefd op de Hazin, en zij wilde wel kindjes baren mits dat Hazijnen zouden worden. En er waren konijnenwijfjes die met de Hazen wilden paren om meer Konazen te krijgen.
Alzo geschiedde. Heel veel Konazen en Hazijnen waren er tegen de tijd dat Ylustra en Indigo terugkwamen in het Weenwoud, waar zij getuige werden van de ruzie over wie het beste was van de twee groepen.
Kauwen niet kletsen, beten zij de Konazen en Hazijnen toe. Kom op, het is nu te belangrijk wat jullie doen, geen ruzie maken.
De Houtwormen en hun moeders het Sprokkelstokje en de Glimworm kwamen een kijkje nemen en keken verbaasd naar het geruzie. Kijk, zeiden de lieve kinderen van de twee wijfjes, het is niet nodig om ruzie te maken, er is plaats genoeg hier, iedereen mag bestaan. Toe nou, wij kunnen het ook. En ook al zouden we onze moeder het Sprokkelhoutje kunnen opvreten, we doen het niet. Zij is tenslotte onze moeder. Houden van is niet alleen geschikt voor de hemel. Streef naar liefde.
De Konazen en Hazijnen sloten een lieve kauwvrede. Gelukkig maar.
De grote blauwe nachtvogels vlijden hun besnavelde wangen op het mos onder de Dennen. Moeder, zeiden ze in koor, Moeder hoe gaat het?
Dag flinke kinderen, sprak Moeder Aarde, jullie hebben veel gedaan, maar genoeg is het nog niet.
Er moeten nog dromen gevangen worden en er moet nog zoveel inspiratie gewrocht. Vlieg maar kinderen en vang de dromen. De vele kauwers hier maken het werk lichter.
Ylustra en Indigo gingen nu samen met de kraaien, de kouwen en de merels de nachtelijke dromen vangen, want er was nog zoveel te doen. Zoveel.
De mussen besloten de dagdromers af te tappen en dat was een werkelijk goed plan.