De aasvlieg
Kind, zei haar moeder, je moet rekenen dat wij AA-vliegen zijn. Noblesse oblige. Aasvliegen Moeder, zei Amalia Johanna, wij zijn aasvliegen. Dat zeg ik toch, zei haar moeder. Je moet wel weten wat je aan je stand verplicht bent. Wij zijn het beste en het mooiste en wij verdienen het beste.
Ja moeder, zei Amalia Johanna, want zij was goed opgevoed. Altijd met twee woorden spreken en je moeder gelijk geven.
Ze zaten knus samen en wasten hun handen, de moeder in onschuld en Amalia Johanna geïrriteerd.
Zullen we samen zoemen, vroeg de moeder.
Pardon Mama, ik moet nodig weg, zei Amalia Johanna. En ze vloog al. Dag Mama. Ze zuchtte. Vrij zoemen, dat wilde ze.
Ze was net nog voorgesteld aan een aantal heren. Johan Dirk en Klaas Jan Blauw, ook een engerd, en Kamiel Kamiel. Konden die ouders niets beters verzinnen of stotterden ze? Ze had geen zin in die nette kerels. Haar groene lijfje schitterde in de zon.
Ze had trek gekregen. Vrij vlees zocht ze. Ze vloog over de bbq van de manege en wie ontmoette ze daar?
Wat ben jij een beeldje, zei ze tegen de mestvlieg. Ach, sprak de mestvlieg, ja dat zeggen ze allemaal. Ze klonk kortaf maar wel stoer. Amalia Johanna lachte en stelde zich voor.
O, je bent een meisje, zei de mestvlieg, ik heet Thérèse.
Ja, dat zie ik, dat jij een meisje bent, zei Amalia Johanna, maar dat kun je toch aan mij ook zien?
Poep in de oogjes, zei Thérèse, dat komt bij ons vaak voor.
O hemel, zei Amalia Johanna, en ze bloosde een beetje. Zulke dingen zei je niet in haar kringen.
Doe niet zo tuttig, zei Thérèse, je weet toch wel van mestvliegen?
Ik weet alleen, sprak Amalia Johanna bedaard, dat ik je mooi vind. Ik kom hier voor de bbq. Roodvlees, weet je.
Ja, antwoordde Thérèse, rood vlees, nou ik woon hier voor de vijgen, de paardevijgen. Ideale plaats zo’n manege.
Als ze hier vaker bbq-en kan ik hier ook komen wonen, sprak Amalia Johanna. Waarom zou je, vroeg Thérèse?
Omdat ik jou zo leuk vind, zei de aasvlieg. Thérèse verslikte zich.
Ja, vervolgde Amalia Johanna, veel leuker dan die jongens. Nu bloosde de mestvlieg. Oeps, zei ze, stront aan de knikker straks thuis.
Ja bij mij ook, zei Amalia Johanna, maar kom op zeg we zijn toch groot genoeg om zelf te beslissen of we voor mannetjes of vrouwtjes gaan. Ik heb absoluut geen zin in eieren en opvoeden.
Zo zaten ze bij elkaar en heur vleugeltjes trilden.
Weet je wat, zei Amalia Johanna, ik neem je mee naar mijn moeder, ik stel je voor en dan zien ze maar.
Whoeha, zei Thérèse. Jij bent ook een stoere. Ik ga mee.
Zo vlogen ze samen naar de Aasvliegenresidentie.
Kijk mama, zei Amalia Johanna, vanaf nu heet ik Amalia en dit is mijn aanstaande. Kind, zei de moeder wat ben je toch kort door de bocht. Maar goed als je dat wilt, ik heb nog veel meer kinderen, je doet maar. En hoe heet je aanstaande?
Thérèse antwoordde: Zegt u maar Thee.
Gunst, zei mama Aasvlieg, Thee? O jee, Thee. willen jullie een advertentie in ons vliegenblaadje?
Morgen mevrouw, antwoordde Thee, morgen. Vandaag ga ik Amalia aan mijn familie voorstellen.
En zo gebeurde. Bij Thee thuis vonden ze Amalia vreselijk groen, en ze vonden verder niets, want ze hadden het druk met vijgen vreten.
Amalia en Thee, zoals ze nu voortaan heetten, gingen gezellig samenwonen en kregen veel ruzie omdat ze elk ergens anders gingen eten. Maar dat wende en ’s avonds vertelden ze elkaar van hun avonturen en hoe lekker het eten was geweest. Zelfstandigheid vonden ze uiteindelijk het beste en hun relatie was kort maar heel goed. Want zo lang leven vliegen niet.