In de derde hemel
De godin met zes armen van de derde hemel dreef puffend door haar hemelrijk. Ze had het warm. Heel warm. En daar werd ze humeurig van. Haar engelen deden er alles aan, zij, de beeldig gevederden, wapperden haar koelte toe met heur vleugels, maar de godin werd dol van dat gewapper. Ik ga naar de nieuwe zee, zei ze snibbig. En ze liet zich zo uit de hemel glijden en dreef in de koele nieuwe zee, met niets anders aan dan haar deugdzaamheid.
Natuurlijk is het goddelijk om met zes armen te zwemmen. Maar toen ze op het strand aankwam trok ze bekijks en, hoe is het mogelijk, trof haar vooral medelijden.
Zij die haar durfden aanspreken zeiden, daar moet je iets aan laten doen. Kan makkelijk. Wij weten wel een goede dokter. Of anders ga eens naar een therapeut. Want wie niet normaal is moet geholpen worden. Daar was iedereen het over eens. Een therapeut, waarachtig, die zou helpen. De godin trok haar schouders op. Al haar schouders. Omdat zelfs een godin wel wat hulp kan gebruiken, ging zij toch bij therapeuten op bezoek. En zij zag er vele. Grote, met snorren en baarden, andere op blote voeten, vele die in wonderen geloofden. Blonde, bruine, zwarte en gele. En allemaal goed aangeschreven. Groepen en enkelingen. En boekenkasten vol met therapeutisch verantwoorde adviezen. De godin keek haar ogen uit.
En ook de adviezen die zij kreeg waren van een grote variëteit, frisse wandelingen maken, oren uitspuiten, uithuilen en opnieuw beginnen, van je hart geen moordkuil maken, dagelijkse mindfulness, medicatie na een eventuele operatie, accepteer dat je bent hoe je bent, tot en met zeewier eten. Ze ging terug naar haar hemel en beloofde te zullen nadenken over de adviezen.
Ze riep haar engelen bij zich. Wij moeten groen worden en zeewier eten sprak zij. En dit moeten wij ook gaan doen, vertelde zij haar schare lieve gevleugelden. Wij gaan allemaal in therapie bij elkaar. Voor eeuwig. Iedereen vond het een goed plan.