Er was eens
Er was eens een leeg sprookje. En het was ontevreden. Wat heb je er aan dat je een sprookje bent maar het gaat nergens over. En er is niets. Zelfs geen weenwoud. Geen toverbos, geen heksen en prinsessen. Hoe kan iets nu goed aflopen als het leeg is. Zo wandelde het lege sprookje en mopperde hardop.
Oppassen, zei een tegenligger, een klein mannetje met een kaal hoofd. Je vult jezelf nu met moppers. Dat is link voor een sprookje. Je kan ook zeggen, kijk eens ik ben nog leeg, er kan van alles in me gebeuren. Hmm, zei het sprookje. Hmm.
Ik weet wel een plek waar je bomen kunt kopen, zei het kale mannetje.
Kopen? zei het sprookje, kopen? Is er geen wenswinkel?
Het kale mannetje antwoordde: Ben je een krent of een sprookje? Als je geen geld hebt moet je eerst maar eens werken. Ik ben een sprookje, leeg, maar wel een sprookje, die zijn nooit commercieel, zanikte het lege sprookje.
Het liep neerslachtig verder. Tot het bij een boom aan kwam. Wat bent u, vroeg het sprookje. Een toverhazelaar, zei de boom. Aha, zei het sprookje, wil je in mij komen wonen? Ben je dan tevreden, zei de boom. Echt innig tevreden? Zo ja, dan kom ik. Het sprookje zuchtte van opluchting. Ik zal gaan oefenen op echt innig tevreden. En zo geschiedde.
Zo zie je maar, één toverhazelaar kan een groot verschil maken. Want het sprookje was content van nu af aan.