Nu weet ik wat de tandpasta voelt in de tube.Het is niet fijn maar ik kom er nog op terug. Het begon met een soort tintelende handen. Onaangenaam en wij, de huisarts en ik, gaven de suiker de schuld. Maar de internist dacht er anders over. Genuanceerder zal ik maar zeggen. En ze vond het ook erg voor me. Mijn handen tenslotte, daar doe ik graag veel mee. Ze stuurde me door naar een neuroloog. In zes zinnen hebben we nu al drie dokters gehad, kennelijk spaar ik ze. Mijn handen werden doorgemeten. Daar moet je niet te licht over denken. Het begint met een paar kietelige stroomstootjes en ik dacht in mijn vrolijke onschuld dat het wel meeviel. En de meneren in het ziekenhuis maakten grapjes over de ziekenhuisveranderingen. De één zei, ik werk eigenlijk in de keuken en de andere, ik zit bij het vervoer. En toen werden de stroomstootjes serieuzer. Auwauw. En nog een tikje gemener. Maar het duurde niet zo lang gelukkig. Toen mocht ik dan bij de neuroloog mijn opwachting maken. Leuke man. Jong natuurlijk, maar dat vind ik tegenwoordig in het ziekenhuis van iedereen die geen patiënt is.
Het vragen stellen begon. O, hemel. Hij ziet me lopen. Moeilijk, en een beetje zwalkend. En ik vertel over de suikervoeten. Maar dat dat niet zo erg is want ik heb tenslotte een scootmobiel waar ik de stad onveilig mee maak. Pas op het grijze gevaar. Die scootmobielen rijden je van de sokken, zeggen ze. Ik raad het iedereen aan die haast heeft. Hup, op de scoot.
Maar die dokter vindt het niks. Het zou wel eens uit je nek kunnen komen. Mijn nek? Daar heb ik nou net niets aan.
Ieder zijn vak en die man neemt het zijne serieus. Carpaaltunnelsyndroom in de handen. Maar of we daar iets aan kunnen doen met die suiker moet nog bezien worden. Een bijna-oplossing dus. Maar komt u maar terug dan meten we de voeten ook door en mag u een MRI-scan. Hoi.
Zo’n voetmeting begint met onschuldig in je onderbroek op je buik liggen. En die stroomstootjes, ach denk ik nog, dat valt wel mee. Nee. Helemaal niet. Het wordt grondig aangepakt in de knieholte. Dat valt vies tegen. Ik hou niet van martelen. Ik ben weliswaar niet meer jong maar wel onschuldig. Of is dit de schuld van het roken? Om een lange sessie kort te houden, het gaat voorbij. En dan mag ik in de MRI-tube. Als tandpasta en stilliggen met paniekknop in de hand.
Arme, arme tandpasta. Het leven in zo’n tube is vreselijk. En het lawaai is onmenselijk. Poetsen met een drilboor. Er komt ook een lange steenkolentrein te snel langsrazen. Stilliggen ook al kriebelt het in je haar. Oordopjes in en koptelefoon op, de zuster heeft echt haar best gedaan om wat aardige klassieke muziek op te zetten en die hoor je heel goed in de korte herriepauzes.
Leuk hoor. Maar ik mag terugkomen bij de aardige neuroloog. We zullen zien of het nog leuker kan worden. Ik ben nu een geoefende tandpasta, maar hoef ik niet meer in de tube?