Mr. dr. Caroline van Weesbergen
Daar zit een goed hoofd op. Dat werd altijd van Caroline gezegd. Een goed hoofd maar een lubberig lijf, vond ze zelf op zekere leeftijd. Tot er op een bepaald moment, woensdagmiddag 15 uur 10, iets misging in dat goede geleerde hoofd. Vastgelopen radertje, waarschijnlijk.
Caroline voelde het meteen. De huisarts vond dat zij moest thuiszitten afwachten en blijven lachen en dan zou het vanzelf wel weer goed komen. Maar Caroline kreeg kramp in haar wangen van dat constante glimlachen. Ze liep dus met een norse kop naar de supermarkt en wist niet meer waarom ze daar was en wat ze er wilde doen. Bij de wasmiddelen hield ze stil en snikte. Normaliter was dat niet haar stijl, maar met dat ongeordende hoofd kon zij niet anders.
Twee heren sloegen haar gade. Donderkop en blubberlijf, zeiden ze tegen elkaar. Perfect. Zij moet het worden, zo zei de jongste heer tegen de oudste. Hier geef ik graag geld voor, zei de oudste tegen de jongste. Dit kan spectaculair worden. De jonge man had allang gezocht naar een geschikt object voor zijn afstudeerproject als plastisch chirurg. Ja, deze vrouw moest zijn meesterwerk worden.
De heren doktoren stelden zich aan Caroline voor als dokter Zus en dokter Zo. Althans zo verstond zij het. Ze stelden haar gerust en zeiden: laat het maar aan ons over. Wij hebben er voor geleerd en wij zullen je helpen. Huil maar niet meer. Caroline was in geen conditie om welk weerwoord dan ook te geven. Nog nasnikkend liep ze voor de heren uit, die haar met zachte dwang de door hen gewenste richting uitstuurden.
Zo kwam het dat Caroline met haar verstoorde hoofd en het lubberlijf ongewenst in een kliniek terechtkwam waar ze van echte mensen poppen maakten. Zij was drie maanden onder narcose. Af en toe kwam zij bij en kromp van de pijn die met hevige pijnstillers werd bestreden.
Haar gezicht werd dusdanig gerenoveerd dat de glimlach permanent was vastgezet. Haar normale neus werd vervangen door een klein, nauwelijks niesbaar gevalletje. Haar wangen werden hoog op het jukbeen geplaatst en haar kin werd puntig en haar lachrimpels werden strakgetrokken. Dat haar mond een beetje openstond vonden de dokters nu net charmant. Vooral door dat lachje. Caroline kon haar mond heus wel sluiten, zeiden de doktoren maar daarvoor moest zij dan maar een beetje moeite doen.
Daarna was het lubberlijf aan de beurt. Haar vijftigjarige borsten werden opgetrokken en met een cupje of twee vergroot. Prachtig staande grapefruits volgens de heren doktoren. Haar armen werden van de schouder naar de elleboog gladgetrokken. Rimpelloos glad. Elk stadium werd ernstig gefotografeerd zodat het hele proces minutieus gevolgd kon worden en deze proeve van bekwaamheid op een diashow kon worden vertoond. Haar achillespees werd ingekort, zodat ze voortaan alleen op hoge hakken vooruit kwam. Nadat haar buik, haar billen en haar benen waren ingenomen en gladgetrokken was het tussenbeense aan de beurt. Ook dat werd opgehesen en kort geknipt. Lifjes en lafjes nergens voor nodig en de buitenste lipjes enigszins naar elkaar toegetrokken. Zo. Een pedofiel kon hier niets op aan te merken hebben. Of zoals de dokters het zeiden: zelfs een grasspriet zou er lekker strak in zitten. Haar ruige begroeiing op armen en benen en gezicht werd bekwaam weggelazerd. Caroline, meester in de rechten en doctor in de wijsbegeerte begon er langzamerhand als een prachtige babypop uit te zien. En als laatste werd zij door een haarspecialist van haar natuurlijke kleur ontdaan en hoogblond gemaakt met koperrode strepen. Haar goudgekrulde lokken werden met verlengingen opgeleukt. De artsen besloten dat taillelang haar bij haar nieuwe uiterlijk uitstekend zou passen. Dus zo gebeurde het. Ze vertrokken met haar naar een klein hotel voor de laatste trainingen.
Caroline was nu wakker. En min of meer pijnvrij.
De omgeving was vreemd, maar zij had gedurende haar lange carrière zo vaak in hotels gelogeerd dat de omgeving haar niet onmiddellijk alarmeerde. Aanvankelijk viel haar nauwelijks iets op omdat zij niet gewend was in de spiegel te kijken, maar wel vond zij dat haar voeten moeilijk met de hielen op de grond waren te krijgen. Ze was na vijf maanden met een schok tot haar positieven gekomen.
Carolientje, zei een stem. Carolientje, dacht zij. Over wie hebben jullie het? Ze deed de deur van haar hotelkamer met een grote zwaai open. Wie zoekt u, vroeg ze geïrriteerd. De twee artsen lachten haar bezwerend toe. Kom, kom, klonk het, het is tijd voor de wandelexercitie op de mooie nieuwe hoge hakken. En de heren toonden haar een paar kostbare hooggehakte rode schoenen. Maar mr. dr. Caroline had haar stem en haar verstand teruggevonden. Zeg, schiet op, zei ze. Waar zijn we vandaag, wat is de datum, als het dinsdag is moet ik een belangrijke lezing geven. Waar zijn mijn dia’s, waar is mijn laptop, waar is mijn… Haar mond viel open. Tegen zoveel krachtig uitgesproken taal waren haar nieuwe lipjes niet bestand. Ze voelde haar hele gelaat gloeien en krampscheuten vertrokken het snoezige gezichtje. Voorzichtig, siste de jongste arts. Geen stress op de littekens. En de oudste stond daar maar en keek hm hm.
Hm hm, wilde Caroline de oudste van de twee heren minachtend nabauwen. Helaas, daar was haar gezicht niet op gebouwd. Hi hi, deed het uit haar mond. Toegegeven, dat stond bepaald beter bij haar blonde krullen. Caroline wilde met haar hand gewoontegetrouw haar haar uit haar ogen vegen. In plaats daarvan vielen lange strengen haar voor haar ogen. Wat is dit, wilde ze krijsen, maar haar stembanden stokten. Op haar tenen, noodgedwongen door die verkorte achillespezen, strompelde ze naar de badkamer voor een slok koud water en tot haar schrik trof zij een vreemde in de spiegel aan. Ze wuifde met een ongeduldig gebaar het mens met haar hand weg. Maar het mens wuifde ook. Spiegel, dacht Caroline paniekerig. Wie, wat, hoe? Ik ben niet het type om flauw te vallen, dacht ze nog, maar dat was toch wat er gebeurde.
Ondertussen waren de heren doktoren haar de kamer in gevolgd en gingen in conclaaf. Lezing? Zeiden ze tegen elkaar. Dinsdag, met dia’s, zei de ander. Dit gaat een enorme schadepost worden als we niet oppassen. Ze bogen bezorgd het hoofd. We hebben de foto’s gelukkig, dat kan niet misgaan, zei de jongste. En ze heeft haar handtekening gezet, zei de oudste. Wegwezen, zeiden ze tegelijkertijd en ze haastten zich de kamer uit.
Dus toen Caroline weer bijkwam was er niemand om haar uit te leggen wat er gebeurd was. Maar ze kon twee en twee optellen en zag wat er gebeurd moest zijn. Met de nieuwe lipjes ging vloeken niet, dus dacht ze, dit moeten we dan maar schriftelijk oplossen. Maar eerst eens uitzoeken waar we zijn.
Ze zocht en vond haar oude tas nog intact en haar kredietkaarten waren er nog, dus dat viel mee. Als eerste ging ze naar de balie van het hotel. Maar daar werd zij niets wijzer. Het personeel was vorstelijk getipt en wist van niets. U bent hier al drie dagen op kamer 110 en de rekening staat nog open, lieten ze haar weten. Caroline besloot de rekening te voldoen en ging terug naar haar kamer om te zien of er nog dingen waren die zij mee kon nemen. Een kast vol onwijze kleding trof zij aan. Korte rokjes, strakke truitjes, hoge hakken in alle kleuren, een bijna doorkijkjurk – lang. Geen vertrouwde lange broeken en geen makkelijke vesten. Hoe moet ik hiermee de straat op, dacht zij. Ben ik geroofd om een blanke slavin te worden? Caroline stond op haar nieuwe benen te trillen. Wat een bizarre toestand. Zij vond één zwart jurkje, een sjaal om het decolleté mee te verbergen en smeet de rest van de kleding en schoenen in een tas die onderin de kast stond. Wegwezen zei ze. Weg hier.
In het deftige appartementencomplex was mr. dr. Van Weesbergens afwezigheid aanvankelijk niet opgevallen. Pas bij de bewonersvergadering bleek zij absent zonder afmelding. Dat was ongebruikelijk, zeiden de bewoners. Hoe druk mevrouw het ook had, als regel liet zij op tijd weten wanneer zij verhinderd was. Het leek wel een knikkoor van witte kopjes, vond de jonge politieman die voor achtergrondinformatie kwam. Wat een beleefde mensen die niet allemaal door elkaar heen spreken, dacht hij nog. Maar daar vergiste hij zich in. Na een ogenblik van bezinning kwam er een vloedgolf vragen op hem af. Wat is er gebeurd. Waarom bent u hier. We konden toch niet van vermissing spreken, we wisten niet waar zij was. Is zij vermist. Wat is er aan de hand. Ze leeft toch nog wel, Caroline? O, hemel. Het is jouw vriendin, zei een stevige dame tegen een stramme. Nou vriendin, antwoordde zij, vriendin zou ik niet willen zeggen, we dronken samen wel eens een glas wijn, maar dat heel zelden, dan heb je het nog niet over vriendschap.
Op de universiteit werd mr. dr. Caroliene van Weesbergen vooral door haar assistent in opleiding gemist. Anna Maasland had haar hard nodig als begeleider van haar doctoraalscriptie. Maar waar Anna M. ook zocht, niemand wist waar haar docent was. Op de administratie zei men dat Van Weesbergen ziek gemeld was. Totdat na bijna vijf maanden tot haar grote opluchting Anna een mailtje van haar docent kreeg. Kort en zakelijk, een beetje korzelig, vond Anna. Ze kreeg te horen dat alles voortaan per mail afgehandeld zou worden. Geen uitleg, geen verontschuldigingen. Zo was het en niet anders. Contact per mail. Wel met de belofte dat alles per kerende post beantwoord zou worden. Mits het aangeleverde kort en bondig werd geformuleerd.
Zeven maanden na haar ziekmelding verscheen bij een wetenschappelijk tijdschrift een artikel van de hand van mr. dr. Van Weesbergen over ‘het walgelijke van het huidige schoonheidsideaal’.
Een vlammend artikel tegen de cosmetica-industrie en de medische wetenschap die zich bezighield met verwerpelijke onnodige plastische chirurgische ingrepen. De redactie zou zich beraden of het artikel ongeredigeerd geplaatst kon worden, omdat men vreesde aangeklaagd te worden wegens laster.
Totdat toevallig op dezelfde redactie een ander artikel werd aangeboden door twee specialisten in de plastische chirurgie die een juichend epistel instuurden met foto’s om hun strijd tegen de verwerpelijke ouderdom kracht bij te zetten. ‘Zie deze verfomfaaide vrouw van vijftig veranderen in een schoonheid van dertig lentes.’ Aldus de auteurs die zich dr. Zo en dr. Zus noemden. Uit bescheidenheid volgens de auteurs.
In de nieuwbouwwijk Annapolder werd aangifte gedaan omdat de buren van het appartementenblok het niet vertrouwden. Er was al twee dagen niets gehoord en als er gebeld werd deed niemand open. Dus de politie kwam eens kijken. Agent Van Dijk en agent Van ‘t Zand vonden het lichaam van een jonge slanke vrouw met goudblond haar met kastanjekleurige strepen, zittend aan een bureau. De stijve vingers nog op de toetsen van de laptop. Men wist niet wie zij was. Niemand in de buurt kende haar. Al haar zaken werden via internet geregeld. Boodschappen werden thuisbezorgd. Hoewel haar buren al haar bewegingen in de gaten hielden. Ja, nee, niemand kwam er ooit, zei de naaste buurvrouw, en uit ging ze nooit.
Haar levenloze lichaam op de stoel was zonder enig teken van geweld. Het gezichtje leek betraand. Bij nader onderzoek begon men te vermoeden dat er misschien sprake kon zijn van een gebroken hart.
Tot de foto van haar bijzondere ring op televisie en in de krant verscheen. Het dagboek van mr. dr. Van Weesbergen en haar omvangrijke, interessante computerbestanden vertelden de rest.
Het testament wees uit dat mr. dr. Van Weeshuizen bij volle verstand had besloten dat zij haar stoffelijk overschot gebalsemd en opgezet wenste. Haar specifieke wensen werden kracht bijgezet door een royale donatie voor haar eigen instituut waar zij in een kleine horrorkamer tentoongesteld wenste te worden. Zo niet, dan kreeg de universiteit geen cent.
Haar appartement liet zij na aan Anna Maasland, met het beding dat Maasland verantwoordelijk was voor de inrichting van de kamer waar zij als afschrikwekkend afgodsbeeld op een troon gezet wenste te worden. De wanden van het kamertje dienden met haar woedende teksten uit haar computer van diverse gepubliceerde en ongepubliceerde artikelen volgehangen te worden. Vitrinekasten vol paarse nagellak en alle mogelijke crèmes, waarvan de productinformatie in duidelijke letters met uitleg diende te worden aangeboden.
Hoge torens van spuitbussen met zonnecrème, grote bussen haarlak, en foto’s van mislukte schoonheidsoperaties dienden gevonden te worden en tentoongesteld.
Zo geschiedde. De universiteit hield zich keurig aan de wensen van mr. dr. Van Weeshuizen. Het kamertje werd minutieus volgens haar eisen ingericht. Daarna werd de deur afgesloten en heeft niemand ooit nog de sleutel kunnen vinden.